Groepsimmuniteit voor het coronavirus lijkt ver weg in België
Een summiere 5,5 procent van onze zuiderburen beschikt over anti-lichamen tegen COVID-19.
Uit een grootschalige inventarisatie naar antilichamen voor het coronavirus van de Universiteit Antwerpen is gebleken dat slechts 5,5% van de Belgen deze coronakillers in z'n bloed heeft.
De wetenschappers voerden het onderzoek voor de vierde maal uit. Bij hetzelfde onderzoek van vorige maand bleek nog bijna 7 procent van de inwoners over anti-cellen te beschikken.
“Statistisch gezien mogen we het nog geen daling noemen, maar we zien de trend wel. En we hadden een stijging verwacht,” vertelde vaccinologe Heidi Theeten van de Antwerpse universiteit aan het Vlaamse radioprogramma De Ochtend.
Hopeloze strijd naar groepsimmuniteit
Deze 5,5% komt overeen met de het anti-stoffenonderzoek dat vorige maand werd gehouden door de Nederlandse bloedbank Sanquin. Opvallend is echter wel dat België per hoofd van de bevolking veel meer positieve coronadiagnoses heeft gesteld.
Deze tegenvallende cijfers kunnen als een domper worden gezien voor virologen die inzetten op groepsimmuniteit. In theorie zou COVID-19 geen voet meer aan de grond moeten krijgen in een maatschappij als 60-70% van de bevolking over anti-stoffen beschikt. Met deze insteek probeerde Zweden bijvoorbeeld 'anders te doen', maar ook in zwaargetroffen Stockholm bleef het aandeel van personen met anti-stoffen steken op een summiere 7 procent.
Vermoed wordt anti-lichamen voor het coronavirus sneller het lichaam verlaten dan bij andere virusinfecties waarbij dit doorgaans een jaar tot zelfs levenslang het geval is. Het is niet bekend of het kwijtraken van deze immuuncellen betekent of men voor de tweede keer COVID-19 kan oplopen. Een tweede infectie is tot dusver slechts bij een enkeling waargenomen.
Hoopgevende kaart om mee af te sluiten doen? Nederland en België behoren tot de landen met het laagste percentage positieve diagnoses ten opzichte van het totale aantal uitgevoerde keeluitstrijkjes.