Onderzoek: Dikke politici minder betrouwbaar
Hoe dikker, hoe corrupter
Onderzoekers uit Montpellier hebben een opvallende correlatie gevonden tussen het geschatte BMI van kabinetsleden en de corruptie-rating van hun land.
Pavlo Blavatskyy heeft met een algoritme het BMI (Body Mass Index, een cijfer om iemands overgewicht mee te meten) geprobeerd te bepalen van kabinetsleden in oud-sovjetlanden. Zijn methode analyseerde foto’s van bijna 300 ministers om te bepalen hoe dik ze zijn. De gemiddelde voorliefde voor vet van het kabinet van een land zette hij tegenover de ranking op de Corruption Perceptions Index van de Wereldbank. Wat blijkt? Hoe lijviger de politiek, des te slechter ze op de ranglijst staan. Althans, als je het over voormalig Sovjetunie-landen hebt.
De minst corrupte landen van de groep zijn de Baltische landjes Estland, Litouwen en Letland, en Georgië. Ze hebben ook de sportiefste kabinetten. Volgens het algoritme hebben ze daar nog steeds allemaal overgewicht, maar nog niet zo erg als de corrupte dikkerds in Turkmenistan en Oekraïne.
Volgens de onderzoekers zou je zelfs al conclusies kunnen trekken over verminderende corruptie in een land als de regering ineens wat dunner is. Zoals in Armenië, waar twee jaar na een revolutie nog altijd het beeld heerst van een zwaar corrupt staatsapparaat - maar het kabinet wel een ietsjes lager gemiddeld BMI heeft gekregen.
Blavatskyy laat ook zien hoe landen met een dunnere bevolking juist vaak politici voortbrengen die wel van een snack houden. Misschien zijn saladevretende minsters wel een teken van welvaart, en werkt dat beter tegen schimmige handeltjes dan een verplicht dieet voor bewindslieden.