Minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) zei vorige maand dat ze tegen het dragen van hoofddoeken, tulbanden en keppels door boa's (buitengewoon opsporingsambtenaren) is. Ondertussen wordt dit wel toegestaan in Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Arnhem. Gemeenten zijn de werkgever van boa's, dus Yesilgöz is met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in in overleg om tot een richtlijn komen die later dit jaar wordt gepresenteerd. Het College voor de Rechten van de Mens - de mensenrechtenwaakhond - mengt zich woensdag ook in de discussie: Een hoofddoekverbod voor boa's is volgens de toezichthouder 'stigmatiserend en niet effectief'.

'Publieksreacties zijn discriminerend'

De minister laat met haar uitspraken volgens het College blijken dat het dragen van religieuze kleding of symbolen de acceptatie van het gezag van politieagenten of boa's zou kunnen aantasten: "Het gaat dus vooral om de vrees voor de manier waarop het publiek zal reageren op dit soort symbolen. Het College waarschuwt ervoor dat beslissingen over kledingvoorschriften voor deze ambtenaren niet enkel gebaseerd moeten worden op dergelijke (mogelijke) publieksreacties. Achter die publieksreacties zit namelijk de discriminerende aanname dat als je laat zien religieus te zijn, je niet op een neutrale en onpartijdige manier kunt handelen."

'Vooral uitsluiting van vrouwen en meisjes met een hoofddoek'

Een verbod op het dragen van religieuze symbolen of kleding zal in de praktijk vooral vrouwen en meisjes treffen die het dragen van een hoofddoek als een religieuze plicht zien, meent de toezichthouder. "Als neutraliteit op zo’n manier wordt uitgelegd dat religieuze kleding niet is toegestaan, sluit hen dat uit van functies waar het dragen van een uniform bij hoort. Een grote groep vrouwen wordt hiermee geschaad in hun maatschappelijke participatie en economische zelfstandigheid."

Yeşilgöz-Zegerius kan in de Tweede Kamer rekenen op een meerderheid voor een hoofddoekverbod. Wordt vervolgd.